Uitkomsten van klep-in-klep TAVI en redo-SAVR bij patiënten met een gedegenereerde biologische aortaklepprothese niet verschillend in Nederland

Bij patiënten met een gedegenereerde biologische aortaklepprothese is er soms een keuze tussen een klep-in-klep TAVI of een redo-SAVR. Onderzoek, uitgevoerd door arts-onderzoeker Gijs van Steenbergen en collega’s, op basis van NHR data wijst uit dat er geen statistische significante verschillen zijn in uitkomsten tussen beide groepen.

Aortaklepstenose is de meest voorkomende klepaandoening in de Westerse wereld. Naar verwachting zal als gevolg van de vergrijzing de incidentie hiervan de komende jaren verder toenemen. De gouden standard voor behandeling van ernstige aortaklepstenose is een chirurgische klepvervanging (SAVR). Sinds de introductie van de transkatheter aortaklepvervanging (TAVI) is er echter een groeiend aantal patiënten dat via deze minder invasieve techniek wordt behandeld.

In eerste instantie was de TAVI gereserveerd voor inoperabele en zeer hoogrisico patiënten. Recente studies laten echter zien dat TAVI ook een veilige en non-inferieure keuze is voor selecte patiëntenpopulaties met een lager operatierisico. Deze patiënten met een lager operatierisico zijn over het algemeen jonger. ‘Het vervangen van de aortaklep met een biologische klep bij jonge patiënten kan leiden tot een re-operatie, omdat de tijd waarin de klep naar behoren functioneert korter kan zijn dan de levensduur van de patiënt’, vertelt Gijs van Steenbergen, arts-onderzoeker bij het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. Hij vervolgt: ‘Ook voor een re-operatie kan er de keuze gemaakt worden tussen een chirurgische of transkatheter vervanging. Er is meer evidence voor een redo-SAVR, maar de klep-in-klep TAVI is in opmars. Hiervoor worden steeds meer gunstige resultaten gepubliceerd, maar er waren nog geen gegevens vanuit Nederland’.

Van Steenbergen bracht de Nederlandse situatie in kaart. Op basis van gegevens verzameld door 16 hartcentra aangesloten bij de NHR maakte hij een vergelijking tussen de uitkomsten voor klep-in-klep-TAVI en redo-SAVR patiënten. Hij includeerde daarvoor alle patiënten tussen 2014 en 2018 die een van deze ingrepen moesten ondergaan in verband met een gedegenereerde biologische aortaklepprothese. Patiënten met actieve endocarditis werden geëxcludeerd, waarna Van Steenbergen 374 klep-in-klep TAVI en 279 redo-SAVR patiënten analyseerde.

‘De belangrijkste bevinding was dat, ondanks de hogere operatieve risicoscore van klep-in-klep TAVI patiënten in vergelijking met redo-SAVR patiënten, de onderzochte ruwe uitkomsten zoals 30-daagse mortaliteit en CVA tijdens ziekenhuisopname vergelijkbaar zijn tussen de groepen. Ook na risicocorrecte bleek de gekozen behandelstrategie geen significante associatie te hebben met de uitkomsten’, legt Van Steenbergen uit.

‘Deze resultaten sluiten hiermee aan bij de internationale literatuur die hierover bekend is. We laten met ons onderzoek zien dat, ook in Nederland, klinische uitkomsten niet significant verschillen tussen patiënten met een gedegenereerde biologische aortaklepprothese die een klep-in-klep TAVI of redo-SAVR ondergaan. De resultaten van ons onderzoek moeten echter in het licht van de tekortkomingen van retrospectief onderzoek worden gezien. Gerandomiseerde studies met voldoende power voor deze patiëntengroep zijn dan ook essentieel. Daarnaast zouden de kosten voor het gehele zorgtraject dat patiënten doorlopen voor hun aortaklepstenose moeten worden geraamd om een inschatting te kunnen maken van de kosteneffectiviteit van beide behandelstrategieën’.

Het manuscript van de studie Van Steenbergen waarin deze resultaten worden beschreven is ingediend voor publicatie.